Stappenplan onderzoeken
Inleiding
Natuurkunde is een inductieve vorm van wetenschap. Dat betekent dat het
overgrote deel van de huidige natuurkundige kennis verkregen is door het
uitvoeren van allerhande experimenten. Bij het uitvoeren van een natuurkundig
onderzoek is het de bedoeling dat er één of een aantal natuurkundige groothe(i)d(en)
gekozen worden die voorkomen in een bepaalde praktische context en dat deze
groothe(i)d(en) onderzocht gaan worden. Bij het doornemen van mogelijke
onderwerpen voor een onderzoek zal het proces dat gevolgde wordt tijdens het
uitvoeren van een natuurkundig onderzoek normaliter vanzelf duidelijk worden,
maar uiteraard is het handig om vooraf al enige kennis omtrent dit proces te
bezitten. Het spreekt voor zich dat de termen onderzoeksvraag,
hypothese, conclusie, enz. aan de orde zullen zijn.
Onderwerpskeuze
De eerste stap in het uitvoeren van een onderzoek is de keuze en verantwoording
van een geschikt onderwerp. In de afgelopen jaren ben je bij natuurkunde met
diverse onderwerpen in aanraking geweest. In één van deze natuurkundegebieden
kun je het onderwerp van het onderzoek zoeken.
Deze natuurkundegebieden zijn:
- mechanica
- trillingen en golven
- optica
- gassen en vloeistoffen
- warmteleer
- elektriciteitsleer
- elektromagnetisme
- fysische informatica
- atoomfysica
- kernfysica
- biofysica
- astrofysica
Uiteraard ligt de keuze voor een bepaald natuurkundegebied aan de interesse die
je voor een bepaald gebied hebt en de voorkennis die je over een bepaald
natuurkundegebied en/of onderwerp hebt. Dit is weer afhankelijk van je profiel
en uiteraard je talenten. Kies echter altijd een onderwerp waarnaar je interesse
uitgaat want het doen van onderzoek is een tijdrovende bezigheid.
Daarnaast zijn er allerlei
vormen waarin natuurkundig onderzoek kan worden uitgevoerd, m.a.w. er bestaan
een aantal onderzoekstypen:
- het bouwen van een opstelling en/of een
apparaat (je ontwerpt en bouwt een opstelling waarmee aan een bepaald
verschijnsel gemeten kan worden;
hierbij kan gedacht worden aan
zaken als hoe te meten, nauwkeurigheid en gebruikersgemak)
- het bepalen van een constante (in de
natuurkunde bestaan een aantal constanten welke experimenteel bepaald zijn;
voorbeelden zijn de
valversnelling, de
lichtsnelheid en de constante van Planck)
- het toetsen van een hypothese (er wordt
een bepaalde bewering gedaan betreffende een bepaald verschijnsel en/of
experiment, d.m.v. onderzoek
kan het al dan niet juist zijn
van de betreffende hypothese gecontroleerd worden; een veel voorkomend
onderzoekstype)
- de relatie zoeken tussen twee fysische
grootheden (natuurkundige grootheden beïnvloeden elkaar voortdurend, als de ene
grootheid aangepast
wordt, zal een andere
grootheden ook van waarde veranderen; waarschijnlijk het meest voorkomende
natuurkundige onderzoeksktype)
- het observeren van een verschijnsel (aan
bepaalde verschijnselen zijn lastig kwantitatieve metingen te verrichten, maar
het kan wel interessant zijn
deze verschijnselen aan een
nadere inspectie te onderwerpen; in de astronomie komt dit onderzoekstype veel
voor)
- het maken van een technisch ontwerp (zie
"stappenplan technisch ontwerpen")
Fasen in het onderzoek
Een natuurkundig onderzoek is een proces waar nogal wat tijd in gaat
zitten als het op een goede manier wordt uitgevoerd en verwerkt. In de juiste
aanpak van een onderzoek zijn altijd drie fasen te herkennen:
1. Planning
-
Onderwerp kiezen en
onderzoeksvoorstel formuleren
- Theoretische achtergronden uitzoeken en
formuleren
-
Experimenteerplan ontwerpen
2.
Uitvoering
- Meetopstelling ontwikkelen/bouwen
-
Experimenten uitvoeren
3.
Verwerking
-
Waarnemingsresultaten verwerken
-
Conclusies trekken
-
Volledige proces rapporteren in verslagvorm
Hoewel het, door de opzet in fasen, lijkt
alsof het proces van onderzoek zeer star is, is dit in de praktijk zeker niet
het geval. Zo is het bijvoorbeeld het handigst om waarnemingsresultaten te
verwerken direct nadat een experiment is uitgevoerd en vervolgens conclusies te
trekken. Op deze manier kunnen problemen en/of erg grote meetfouten snel in
kaart worden gebracht en kan hier op in worden gesprongen bij een volgende serie
experimenten. Ook het uitzoeken en formuleren van de theoretische achtergronden
is een onderdeel dat als een rode draad door het proces van onderzoek loopt.
Daar waar problemen ontstaan, kan dit soms worden opgelost door (nogmaals) de
theorie in te duiken.
Bepaalde onderdelen uit bovenstaand fase-overzicht dienen echter wel op een
bepaald moment in het onderzoeksproces plaats te vinden. Het ontwerpen van een
experimenteerplan (plan van aanpak) op een moment voor het uitvoeren van
experimenten maar na een goed doordachte onderwerpskeuze, is essentieel. Ook het
op het einde pas rapporteren in verslagvorm is over het algemeen de meest
praktische werkwijze. Vanaf dit moment zijn immers alle experimenten en hieruit
getrokken conclusies bekend. Voor een goede verslaglegging is het echter wel van
het grootste belang dat er gedurende het proces van onderzoek een logboek
wordt bijgehouden, waarin ideeën, planningen, opstellingen, meetmethoden,
meetresultaten, tabellen, grafieken, conclusies, theoretische achtergronden,
enz. vermeld staan. Bedenk hierbij dat een logboek beter te uitgebreid kan zijn
dan te beknopt.
Stappenplan onderzoeken
Tijdens het proces van onderzoek is het verstandig onderstaand
stappenplan te volgen:
1. Bedenk een
onderzoek
In bovenstaande alinea
"onderwerpskeuze" staan al een aantal aanwijzingen hoe een onderwerp het beste
gekozen kan worden. Zorg er in ieder geval
voor dat het onderwerp je aanspreekt en dat
de doelstellingen te realiseren zijn. Let daarnaast goed op de diepgang.
2. Formuleer een
vraagstelling
Bedenk welk onderzoekstype (zie
bovenstaande) je toe gaat passen. Geef aan welk verband je gaat meten en/of welk
verschijnsel je gaat observeren
en/of analyseren. Zorg ervoor dat er een
onderzoeksvraag voldoende uitdagend is (dus geen onderzoeksvragen die alleen
beantwoord kunnen
worden met bijvoorbeeld ja/nee of
groter/kleiner). Streef naar een zo zorgvuldig mogelijke formulering.
3. Formuleer een
hypothese
Nadat er een onderzoeksvraag
geformuleerd is, ga je nadenken over de mogelijke uitkomst van het onderzoek en
doelen die je jezelf stelt binnen het
onderzoek. Hiertoe formuleer je een
hypothese die na afloop van het onderzoek juist, gedeeltelijk juist of onjuist
blijkt te zijn. Bedenk hierbij dat
falsificatie van een hypothese geen
mislukking van het onderzoek betekent. Te stellen doelen kunnen bijvoorbeeld de
toegestane meetonnauwkeurig-
heid betreffen.
4.
Bedenk een proefopstelling
Tijdens een onderzoek zal er in het
overgrote deel van de gevallen iets gemeten gaan worden. Om metingen te kunnen
doen, zijn er proefopstellingen
nodig. Het ontwerpen van een
proefopstelling is niet eenvoudig en vergt aardig wat inventiviteit. Denk bij de
ontwikkeling van de opstelling aan zaken
als mogelijkheden en onmogelijkheden op
school (of een contact met een instelling voor hoger onderwijs), nauwkeurigheid
van uit te voeren van
metingen en gebruikersgemak.
5.
Stel een materialenlijst samen
Voor het bouwen van een proefopstelling
zijn materialen nodig. Hierbij kan het gaan om alledaagse onderdelen of
meetapparatuur, maar ook om meer
uitzonderlijke materialen of meer
specialistische meetapparatuur. Door vooraf te inventariseren of alle materialen
aanwezig en beschikbaar zijn, kom
je in de loop van het onderzoek niet voor
verrassingen te staan.
6. Bespreek je
experimenteerplan (plan van aanpak) met je begeleider(s) (punten 1 t/m 5)
Nu je goed hebt nagedacht over het uit
te voeren onderzoek, is het zaak je experimenteerplan te bespreken met je
begeleider(s). Deze heeft/hebben
vaak meer ervaring met het doen van
onderzoek en kunnen je op bepaalde punten corrigeren. Dit kan betekenen dat je
je experimenteerplan enigszins
moet aanpassen op punten waar problemen
dreigen te ontstaan. Vaak krijg je echter op dit punt "groen licht" om met het
praktische deel van je
onderzoek te starten.
7. Zoek uit welke
theorie er aan het experiment gekoppeld is
Het opzoeken en bestuderen van de
theoretische achtergronden die betrekking hebben op het experiment is niet
eenvoudig. Het natuurkundegebied
waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd,
kan daarbij aanknopingspunten bieden (je weet dan waar je moet zoeken). Verzamel
niet teveel
informatie (dan zie je door de bomen het
bos niet meer) maar ook zeker niet te weinig. Let hierbij vooral goed op de
diepgang.
In de praktijk geldt meestal dat het
opzoeken en bestuderen van theorie plaatsvindt gedurende het gehele proces van
onderzoek.
8.
Voer een gidsexperiment uit
Een gidsexperiment is een proef die je
inzicht geeft over het verdere verloop van je experimenten. Met een
gidsexperiment bepaal je bijvoorbeeld of je
gebouwde opstelling al dan niet werkt. Ook
kan het er toe leiden dat je inzicht krijgt in de waarden van de meetresultaten
die je later gaat verzamelen.
Zonder dat je het zelf vaak merkt, voer je
tijdens een onderzoek talloze gidsexperimenten uit. Vaak worden deze niet
gerapporteerd, hoewel ze wel erg
interessant zijn voor de evaluatie en
mogelijk vervolgonderzoek.
9.
Voer de experimenten uit
Met het uitvoeren van experimenten heb
je aardig wat ervaring opgedaan tijdens de practica die je in het verleden
gedaan hebt. Het uitvoeren van de
experimenten tijdens een onderzoek
verschilt alleen op het vlak van het nu zelf bedacht hebben van deze
experimenten. Let tijdens het experimenteren
goed op de nauwkeurigheid.
10.
Verwerk de meetresultaten in tabellen en grafieken
Zoals bekend is het
gebruikelijk om meetresultaten eerst weer te geven in tabellen. Op de pagina "Tabellen
in Word" staat aangegeven welke
richtlijnen er gelden voor het
maken van tabellen en hoe deze gerealiseerd kunnen worden in het
tekstverwerkingsprogramma "Word".
Is er sprake van een (te
onderzoeken) verband tussen grootheden dan dienen er grafieken getekend te
worden. Op de pagina's "Het maken van
grafieken met XL-plot"
en "Het opstellen van een functievoorschrift met XL-plot" staat
aangegeven welke richtlijnen er gelden voor het maken van
grafieken, hoe deze
gerealiseerd kunnen worden in het spreadsheetprogramma "XL-plot" en hoe een
mogelijk functievoorschrift (formule) voor een
bepaald verband kan worden
afgeleid met dit zelfde "XL-plot".
11.
Voer berekeningen uit en controleer of de uitkomst realistisch is
Vaak kom je, tijdens een onderzoek, in situaties terecht waarbij bepaalde
grootheden berekend kunnen worden aan de hand van verkregen
meetresultaten. Mogelijk kunnen
de berekende waarden weer tot een nieuwe grafiek leiden, waaruit wellicht weer
een verband is af te leiden. Een
controle op het al dan niet
realistisch zijn van een uitkomst (of meetresultaat) is noodzakelijk voor een
goede voortgang van het onderzoek. Mocht een
uitkomst en/of meetresultaat
niet realistisch zijn dan zal er ergens in de meetmethode en/of opstelling een
fout zitten.
12.
Probeer meetfouten
in te schatten en neem ze mee in je berekeningen
Daar waar
gemeten wordt, worden meetfouten gemaakt. Voor een betrouwbare conclusie is het
zaak de meetfouten die optreden bij bepaalde
experimenten in te schatten.
Dit is over het algemeen niet bepaald eenvoudig, maar wel noodzakelijk voor een
overtuigend resultaat. Op de pagina
"Meetfouten en foutenanalyses"
staat beknopt aangegeven hoe met meetfouten om te gaan.
13.
Schrijf het gedeelte
van het verslag betreffende het (deel)experiment
Vlak na het uitvoeren van een (deel)experiment is de kennis betreffende dit
experiment het meest "vers". Dit is ook de reden dat het verstandig is het
gedeelte van het verslag dat
gaat over het net uitgevoerde experiment onmiddellijk te schrijven. Dit kan
meteen in het net en met een tekstverwerker
maar er kan ook voor gekozen
worden dit deel van het verslag voorlopig en in het klad op te nemen in het
logboek. Een voorlopige verslaglegging in
een logboek heeft als voordeel
dat er dan in een later stadium nog eens goed gekeken kan worden naar
formuleringen, waardoor er uniformiteit in
het eindverslag zal ontstaan
(hoewel dit uiteraard ook bereikt kan worden bij nalezing van een reeds meer
definitief verslag).
14. Evalueer het
proces van onderzoek
Na het uitvoeren en
verwerken van alle experimenten dient er een evaluatie plaats te vinden m.b.t.
het onderzoeksproces. Hierbij dient de aandacht
wel volledig op het onderzoek
te liggen. Een evaluatie dient dusdanig geformuleerd te zijn dat er bij een
mogelijk vervolgonderzoek succesvol gebruik
van kan worden gemaakt.
Aandachtspunten kunnen een analyse van mogelijke problemen zijn, een verbetering
van de meetnauwkeurigheid of een
verbetering van het
gebruikersgemak. Ook kunnen er aanbevelingen gedaan worden voor
vervolgonderzoek.
15. Rapportage
van het onderzoek
Uiteindelijk dient er een
verslag te komen waarin het volledige onderzoek beschreven wordt. Hierin dienen
dus alle bovenstaand besproken zaken
aan de orde te komen. De
standaardopzet van een verslag staat weergegeven op de pagina "De opbouw van
een verslag".